Op deze prachtige warme zondag wil ik jullie graag nog even meenemen naar de heerlijke zomer die alweer achter ons ligt. En naar onze drie weken lange tocht langs Europese natuurgebieden met Juul. Juul is - tot grote ergernis van de tieners in dit huis - de caravan-die-een-naam-kreeg. Drie weken lang trokken we met Juul langs een aantal schiterende Europese natuurgebieden en dat was zalig. Drie weken behelpen met opgeschoten slungels in een kleine ruimte schrok ons niet af, integendeel, dat is hoe wij graag vakantie vieren. Maar drie weken koken op een tweepitsgasvuurtje (en een miniatuurbarbecue, als die al mocht gebruikt worden), vaak niet in de nabijheid van een grote supermarkt, dat bezorgde mij soms hoofdbrekens. Wat zouden we drie weken lang eten? Elke dag pasta met tomatensaus? Dat voelt niet echt als vakantie, dus besloot ik wat voorbereidend werk te doen. Nee, niet de diepvries vullen, want na één doos spaghettisaus en 4 ijsjes zat die al vol. Ook geen boeken in huis halen, want ik ben geen kookboekmens, volg nooit een recept zoals het hoort, loop geen 20 winkels af om dat ene ontbrekende kruid te vinden en ga al zeker niet afwegen en timen op vakantie. Dus een kampeerkookboek gaan kopen (ja hoor, die bestaan), was geen optie. Daarom creëerde ik Juul's foodbook: een bron van inspiratie voor 21 dagen vers en eenvoudig koken. Op 2 gaspitjes (en heel soms op 3). Ik verzamelde gerechtjes op het web en bij jullie: vriend, kennis, collega, maar vooral: kampeerder. En wat was dat een succes! We hebben geen 2 dagen hetzelfde gegeten, aten elke dag verse en lokale producten. Boodschappen doen op vakantie was nog nooit zo gemakkelijk, zelfs in die petieterige winkeltjes waar je niet met 2 naast elkaar tussen de rekken kunt lopen. We aten dingen die we thuis nooit eten en alles was even lekker! Daarom deel ik graag een aantal tips met jullie, zodat je zelf ook aan de slag kan met een foodbook voor jouw eigen Juul, of dat nu een tent, caravan of vakantiehuisje is. * Start je boekje met een inhoudstafel, maar maak deze inhoudstafel zo dat ze voor jou werkt. Wat is voor jou een logische indeling? Vlees bij vlees? Of sorteren op koolhydraatbron, zoals ik deed? Eens thuis haalde ik Juul's foodbook uit de caravan. Vastberaden om het aan te vullen tegen volgend jaar. Maar ook vastberaden om sommige dingen ook thuis eens te maken. Dat gebeurde tot nu toe niet en misschien doen we dat ook wel niet. Tenslotte is het de magie van de vakantie die bij tussen de bladzijden kroop en daar misschien wel wil blijven zitten.
Maar aanvullen, dat doen we zeker. Misschien wel met jouw gerechtje? Wat is jouw favoriete recept waar je maar 2 gaspitten voor nodig hebt? Deel het gerust, dan krijgt het een plekje in mijn boek! Een aantal jaar geleden besloot jongste zoon dat zijn dinokamer niet meer cool was. De overvloedig aanwezige dino's en niet lekker slapen deden hem verhuizen naar een kamer met rustige muren en stille nachten. Sindsdien werd de dinokamer achtereenvolgens kamer voor de plusdochter, logeerkamer, naaikamer van mezelf en bureau van manlief. Dat alles liet zijn sporen na. De kamer, die nooit helemaal afgewerkt geraakte, veranderde in een mix van meisjesmeubels, naaimachines, stapels papier die nergens een plekje kregen en, niet onbelangrijk, nog steeds knalrode muren en dino's. Los daarvan telt dit gezin twee studenten hoger onderwijs sinds september. Beiden pendelen naar de les, dus te pas en te onpas loopt er hier wel eentje rond. Tussen al die bedrijvigheid door werk ik een aantal dagen per week van thuis uit. In een open bureauruimte die grenst aan het hart van ons huis: de leefruimte. Ik telde één en één samen en het leek me hoog tijd om de dinokamer op te eisen en mijn werkruimte te verhuizen. Want één van de redenen waarom ik zo graag van thuis uit werk, is dat - wanneer ik geconcentreerd bezig moet zijn met cijfers, tekst of tekening - ik nood heb aan absolute stilte. Geen chit-chat, geen koffiemachine die pruttelt, geen geloop. Hoe graag ik mijn collega's ook ontmoet, hoeveel deugd het ook doet om hen te horen, van gedachten te wisselen en elkaar te stretchen, eenzame stilte doet me optimaal werken. Dat kan niet altijd op het werk, maar ook niet in een open bureau waar twee studenten aan- en aflopen. En ook niet in een dinokamer waar nog net voldoende plaats is om je computer neer te zetten. Als je eerst drie stapels papier op de grond legt, tenminste. Hoog tijd dus voor een make-over van de zolderkamer. In mijn hoofd zat een plan. Een scherp idee over lichte muren, minimalistische meubels en heldere lucht. Pinterest hielp me aan ideeën, het ene al realistischer dan het andere. En ik begon met uitruimen. Meubels weg, rommel weg, dino 's weg. Ik liet de goud-bruine muur voor wat hij was en koos oud-roos om de drukke dino's te camoufleren. Ik vloekte op een restje oude verf dat na 24 uur weer afbladderde, reed aan en af naar de Brico voor nog een verfkwast, probeerde de uitwerking pinterestwaardig te houden en kreeg gaandeweg nog meer ideetjes om het geheel af te maken. Na een week lang elke avond verven, kasten uitruimen of gewoon suffig zitten nadenken over vertikale of schuine accentstrepen was het dit weekend eindelijk zover: ik zou de finale lagen verf aanbrengen en alles oppoetsen en verhuizen. En hier zit ik nu, in mijn nieuwe werkruimte. Heel vroeg 's ochtends, wanneer mijn huisgenoten zich klaarmaken voor school of werk, schijnt de zon uitbundig binnen en word ik instant vrolijk.
Mijn werkplekje bevindt zich op de tweede verdieping, waardoor het hier ook heerlijk stil is. Straatgeluiden dringen niet door en alleen het zachte gezoem van de autostrade in de verte verstoort de vogels die nog dapper volhouden dat het zomer is. Mijn kamer is verder leeg. Geen afleiding, alleen grote witte werkvlakken die me uitdagen om creativiteit boven te halen. De poezen komen voorzichtig kijken of er voor hen ook een plekje in mijn nieuwe werkruimte is (natuurlijk!) en de mannelijke leden van dit gezin hebben unaniem beslist dat deze kamer hen te roos is. Ik voel energie bruisen wanneer ik de deur van mijn bureau opendoe en ben blij wanneer ik lekker kan doorwerken. Want eerlijk: een ruimte hebben die jou ligt om te werken is zo belangrijk. Zeker zo belangrijk als je collega 's of de inhoud van je werk. Een omgeving die uitnodigt om aan de slag te gaan, maakt een wereld van verschil. En nu ga ik verderdoen. Want mijn vingers jeuken om de cijfers en woorden, die nog ruiken naar verse verf, stevig onder handen te nemen! Nu het schooljaar weer goed en wel op gang getrokken is, kom ik u opnieuw wat vaker digitaal entertainen. Dat is toch het plan.
Geen terug-naar-school-post hier. Met 2 kinderen in het hoger onderwijs en de 2 jongste reeds enkele jaren gepokt en gemazeld in de middelbare school, ging 2 september hier relatief geruisloos voorbij. Laten we het daarentegen eens hebben over de arbeidsmarkt. Middelste zoon, die deze maand hoger onderwijs aanvat, zou deze zomer een vakantiejob gaan doen. Want dat hoger onderwijs, dat kost handen vol geld: een nieuwe laptop, vervoer of kot, boeken, feestjes, ... . Zijn rekening kon best wat spijzing gebruiken. Vorige zomer, in 2018, waren we rijkelijk laat met het zoeken van een vakantiejob en werd het dus niets. Maar op de plek waar hij toen wou werken, kreeg hij wel de mondelinge toezegging dat hij daar deze zomer mocht starten. Vooruitziend voor één keer, checkte ik in maart alvast of ze zich dat nog herinnerden. Nee. Dat kon niet doorgaan, die job. Ze gaven voorrang aan de studenten die er het jaar voordien al waren en mocht er toch nog een plekje vrijkomen, zouden ze wel iets laten weten. Dus zocht hij verder en vond. Een job bij een lokaal bedrijfje, dat nog wel een plekje vrij had in september. CV binnengebracht, praatje gemaakt. Alles ruim voor de zomer in kannen en kruiken. Of toch niet? Via via vernam hij dat ze eigenlijk helemaal geen jobstudenten meer aanwerven in september. Had hij nu een contract of niet? Het was koffiedik kijken en afwachten. Dus ging hij op zoek naar een andere job. Die hij ook vond. We schrijven ondertussen medio juli 2019. Op 1 augustus ging hij vol goede moed van start. Helaas besliste een allergische reactie diezelfde dag dat het over-and-out was. Een cortisonespuit later stonden we op de stoep van de dokter met een uitdrukkelijke verbod om terug te gaan. Dus zocht hij verder. Schreef zich in in databanken, speurde sociale media af en hoopte dat er nog iets uit de bus zou komen. Uiteindelijk kon hij ergens een magazijn gaan leegmaken. Na wat telefoontjes en een ontmoeting, moest hij zich beschikbaar houden van 21 tot 31 augustus. Maar hij maakte geen seconde een magazijn leeg. De man in kwestie vond het niet nodig om nog iets van zich te laten horen. Van optie 1 hoorde hij nooit meer iets, optie 2 kon hem dan last-minute een week gebruiken, maar toen had hij al toegezegd aan magazijn-man - die plots van de aardbol verdween - waardoor hij dus gewoon thuis zat de voorbije weken. Onduidelijkheid troef, 2 maand lang. Dus ging hij afgelopen weekend weer eens alle interimkantoren langs en kreeg hij weer vage beloften als 'misschien hebben we volgende week nog iemand nodig, bel maandag nog eens terug'. Waar ik toe wil komen: hoe is het in godsnaam mogelijk dat wij niet meer de beleefdheid hebben om duidelijke afspraken te maken met anderen? Het is toch niet erg moeilijk om 'nee, dit jaar kunnen we jou niet gebruiken' te zeggen, toch? Als studenten nu al ervaren dat afspraken in het bedrijfsleven vaag zijn en vaak niet bindend, hoe gaat dat dan zijn als ze op de arbeidsmarkt komen? Gaat dat hun nieuwe normaal zijn? Je hoeft niets te laten weten, de mensen zullen het wel merken dat er niets is? Blijkbaar sijpelt dat nu al door in het bedrijfsleven. Ik las net de open brief van een werkloze leerkracht die verzucht dat er op 70 spontane sollicitaties die ze uitstuurt, maar 5 reacties komen. Of dat normaal is vraagt ze. Blijkbaar wel. Ikzelf ben al een tijdje op zoek naar een uitgeverij voor mijn tweede roman. Ook daar: vaker geen dan wel een reactie. Het is toch niet erg moeilijk om een afwijzing op papier te zetten? Dat hoeft geen uitgebreid rapport of omstandige uitleg te zijn. Een eenvoudig mailtje of telefoontje met een nee is voldoende. Want dan weet je tenminste iets. Dan kan je iets afsluiten en op zoek naar iets anders. Want onzekerheid en onbeslistheid maakt mensen lethargisch. Je neemt geen nieuw initiatief omdat je nog altijd ergens hoop koestert dat zus of zo je nog zal antwoorden. Dat werkt op je in en verlamt je ondernemingszin. Bij studenten, bij werknemers, bij iedereen. Dus. Kunnen we iets afspreken? Kunnen we mensen die een vraag stellen, ook een antwoord geven? Het zou alvast een wereld van verschil maken in dit huis. En bij u? Gisteren ging ik overstag. Drie weken geleden besloot een virale infectie mijn keel en sinussen te gaan bewonen en sindsdien ben ik op de sukkel. Soms een paar dagen keelpijn, soms stevige hoofdpijn en af en toe allebei. Maar het was lekker druk op het werk, de kinderen hadden vakantie en moesten van alles, er waren weekends gepland en dus gingen we door. Een pilletje later konden we er weer tegen en voltrok het leven zich weer op kruissnelheid.
Tot het afgelopen weekend. Zondag moest ik behoorlijk vroeg op pad met Jongste Zoon en toen ik thuiskwam, moesten alle bergen was die zich opstapelden tussen mij en mijn welverdiende weekendrust er ook nog aan geloven. Toen liep het fout. De energie liep weg als uit een ballon die in volle ademteug aan je lippen ontsnapt en toen ik even in de zetel ging zitten, viel ik prompt in slaap voor meer dan een uur. Dus op maandagochtend: toch maar even naar de dokter. Dat doktersbezoek was kort en duidelijk: 'maar mevrouw, u hebt koorts. En er zit zoveel vocht achter uw trommelvlies dat het elk moment kan knappen.' Ja, dat voelde ik. Allebei. Dus kreeg ik toch een antibioticakuurtje en erachteraan: 'je moet ook een paar dagen rust nemen, hoor.' Dus schreef ze mij nog een briefje. Voor het werk. 2 dagen rust en dan een vrije dag, tegen dan zou het wel beter moeten gaan. Daarna ging ik naar de apotheek, 2 keer, want ze moest nog pilletjes klaarmaken en die kon ik een uurtje later komen ophalen, en plofte ik tegen halfvier opnieuw achter mijn bureau. Want zo lang had het geduurd: een afspraak bij de dokter vastkrijgen, toch nog een tijdje sudderen in de wachtzaal en dan nog langs de apotheek, 2 keer dus. Ik wilde aan mijn bureau gaan zitten om mijn out of office in te stellen en mijn collega 's te verwittigen dat ik er de komende 2 dagen niet zou zijn, maar zag nog 20 ongelezen mails, die zich hadden opgestapeld tijdens mijn doktersbezoek, dus die werkte ik snel even weg voor ik me offline meldde. Tot zover mijn eerste rustdag. Want wat stelt dat nu voor, een briefje voor het werk? Mijn werk zit hier bij mij in de zetel. Mijn mailbox blijft me vertellen dat andere mensen er van uitgaan dat ik hun vragen zal beantwoorden en als dadelijk de telefoon gaat, neem ik hem misschien toch op. Bovendien heeft de dokter geen briefje geschreven voor mijn hoofd. Dat had ze beter wel gedaan, want dat negeert het bevel 'rusten' grandioos. Mijn hoofd heeft vandaag al bedacht dat ik het beddengoed zou kunnen wassen, nu ik toch niet mag werken. Ook al voelde ik meteen het zweet uitbreken bij het idee dat ik met lakens zou gaan zeulen en bedden moet opmaken, mijn hoofd blijft toch koppig fluisteren: maar het is nu droog. Als je dat rustig doet, niet gehaast, kan dat toch niet zoveel energie eisen? Zo bedenkt mijn hoofd ook dat ik boodschappen kan doen - op het gemakje - dat ik wel een blog kan schrijven - wat is daar nu vermoeiend aan? - en dat ik één keer in de voormiddag en één keer in de namiddag moet checken of er toch niets dringends in mijn mailbox zit. De gemene kant van mijn hoofd houdt me ook al voor dat zo'n dag rusten eigenlijk geen dag is: tegen dat de laatste hier de deur achter zich toetrekt, is de eerste die vertrok alweer bijna thuis. De uren daartussen, die echt voor stilte en rust dienen, zijn erg schaars. Een gedachte die me niet echt helpt om me onder een dekentje te nestelen en me over te geven aan verkwikkende doezelige slaap en rust. Eigenlijk zou er aan elke dokterspraktijk een extra uitgang moeten zijn. De klassieke uitgang voor de visites waarna je gewoon weer de draad van je bezigheden kan oppikken en de uitgang die hoort bij de gevleugelde uitspraak: 'u zou ook wel een beetje moeten rusten.' Wanneer de dokter die woorden zegt, leidt hij of zij jou naar die andere deur. Achter die deur krijg je een koffertje, met een pyjama en een tandenborstel. En eventueel wat proper ondergoed. Verder geef je alles af: je telefoon, je drukke werkagenda en de zorg om wie thuis zit en je straks ongetwijfeld iets moet vragen. Je wordt ontvangen in een ruimte waar ligstoelen staan en zachte warme dekentjes je uitnodigen om te dommelen. Er is gemberthee en vers appelsiensap. Tijdschriften en boeken zijn er ook, maar die mag je pas vanaf dag 2. Het warme stoombad mag je gebruiken van zodra je koortsvrij bent en de massagetafels als die vrij zijn. Kleine wandelingen door de tuin zijn toegelaten. Muziek luisteren ook. Naar huis bellen om zoonlief te vertellen waar zijn sportschoenen staan, niet. Wanneer je hoofd dan aan beddengoed wassen begint te denken, kan je er eens hartelijk om lachen: er valt daar helemaal geen beddengoed te wassen, dom hoofd. Ga rusten! En dan, 2 dagen later, kan je naar huis. Uitgerust. Herboren. De virussen liet je achter, samen met liters snot en idiote gedachten als boodschappen doen kan nu even en als ik mijn mails niet check, stopt de wereld met draaien. Je kan eens glimlachen om de persoon die je twee dagen geleden nog was en voelt de energie weer door je aderen stromen. Maar zo gaat het dus niet. Voorlopig moet ik het doen met de dochter die, net voor ze naar school vertrekt, zegt: "niet aan je bureau gaan zitten, he mama. Rusten hoor." "Nee, nee," zeg ik haar, "dat zal ik niet doen. En dat doe ik ook niet. Ik zit in de zetel, met de laptop op schoot. Even een blogje schrijven en dan, dan ga ik rusten. Nu nog mijn hoofd overtuigen. Middelste zoon mocht vandaag een uurtje later beginnen op school. Je zou dan denken dat je ruim de tijd hebt om rustig op te staan, te ontbijten en op tijd te vertrekken. Niet dus. Hij vertrok te laat. Zoals hij dat haast elke ochtend doet. Ook jongste zoon vertrekt op het scherp van de snee. Geen idee hoe snel hij ondertussen kan fietsen, maar het moet erg snel zijn. Oudste zoon moest de bus halen en trok de deur achter zich dicht, luttele minuten voor de bus aan de halte zou zijn. Je kan maar hopen dat die buschauffeurs nooit zin hebben om eens wat sneller te rijden. Toch? Ik weet niet wat dat is met mijn kinderen, maar om één of andere reden, is op tijd vertrekken NOT DONE. Het is namelijk niet zo dat ze zich elke ochtend te pletter moeten haasten omdat ze te laat opgestaan zijn (oké, soms wel), want vaak ligt jongste zoon languit in de zetel, een erg belangrijk Youtube filmpje te kijken dat hem verhindert om 3 minuten vroeger te vertrekken. Niet per sé omdat dat filmpje nog niet uit is. Maar gewoon: omdat hij nog 3 minuten heeft. Zo gaat dat dus ook als manlief of ikzelf hen ergens naartoe moeten brengen met de auto. Het zou wel fijn zijn dat, als iedereen toch klaar is, we in de auto kunnen stappen en kunnen vertrekken, toch? Dan kan mijn werkdag ook van start gaan. Maar dat gaat dus niet. Want het is nog geen tijd. 'Nog 3 minuten,' zeggen die dan, waarna ze erg verbaasd zijn dat ik enorm loop te briesen over mijn kostbare tijd of de hoop werk die ik nog heb. Waarna zij mokkend hun spullen pakken, tergend langzaam jassen en schoenen aandoen en we uiteindelijk toch te laat vertrekken. Ik heb een tijdlang gedacht dat het aan mijn kinderen lag. Maar gisteren, tijdens een wandeling met een zwemmama-vriendin, hoorde ik dat het bij haar zoon, even oud als middelste zoon, net hetzelfde is. We vertrekken zo laat mogelijk. Te vroeg zijn is niet cool. Wat is dat toch met die kinderen van ons dat zij nooit ergens te vroeg willen zijn? 'Dan is er nog niemand op school,' zegt mijn dochter. Ja, en? Is dat erg? Is te vroeg zijn synoniem voor te ijverig zijn? Of is het iets anders? Ikzelf, maar dat had u al geraden, kom graag op tijd. Weten dat je niet moet stressen omdat je het niet redt, tijd hebben om nog even om koffie te gaan voor de meeting begint, of nog even het toilet op te zoeken voor je gaat wandelen, wat is daar mis mee? Het geeft me een hoop rust die op doorsnee dagen meer dan welkom is. Bovendien heb ik al een allergie aan te laat komen sinds ik erg klein was. Mijn moeder, ziet u, die kwam ook geregeld te laat, wanneer ik ergens opgehaald moest worden, bijvoorbeeld. Ik was dat kindje dat nog op het stenen muurtje van de sporthal zat te wachten lang nadat de chiro gedaan was, ken je haar? Zonder GSM, maar met een leidster die zich afvroeg wanneer ze eindelijk naar huis kon, net als ik. Maar het te laat komen van mijn moeder was anders. Zij is van het type ik-heb-nog-3-minuten-dus-ik-kan-nog-snel-de-aardappelen-schillen. Het type dat daardoor hopeloos te laat komt, omdat ze altijd denken dat ze veel meer gedaan krijgen in 1 minuut dan dat strikt menselijk gezien realistisch is. Ik ben eerder het type ik-heb-nog-3-minuten-dus-ik-ga-alvast-mijn-schoenen-aandoen, waardoor ik vaak ergens 5 minuten te vroeg ben. En helemaal op mijn gemak. Maar mijn kinderen daarentegen, die zijn van het type ik-heb-nog-3-minuten-omdat-ik-nog-3-minuten-heb. Punt. Niets tegen in te brengen. Het is een soort tijdsbeleving die ik nog niet kende. De we-doen-dingen-op-de-afgesproken-tijd-en-niet-vroeger generatie misschien? Behalve dan die ene keer dat er Pukkelpop tickets besteld moeten worden. Of schoenen van een beperkte oplage online gekocht moeten worden. Dan wordt me ruimschoots op voorhand gevraagd om de computer vrij te laten op een specifiek tijdstip. En een half uur voordien, word ik vriendelijk verzocht plaats te ruimen, zodat ze tijdig kunnen inloggen, of bestellen, of wat dan ook. Als ik dan zeg: 'Ik heb nog 3 minuten', krijg ik een boze blik en hoop ik stiekem dat ze een klein beetje opschuiven naar het op-tijd-komen-is-ok kamp. Een heel klein beetje dan, want straks moeten we naar de zwemtraining vertrekken. 'Maar niet te vroeg hè, mama?' Maandag zat er een mail in mijn mailbox. Van An. Ze schreef me om me proficiat te wensen met mijn debuutroman. U weet wel, Flirten met de hemel. Dat vond ik erg charmant en fijn om te ontvangen. Temeer daar ze via via over mijn boek gehoord had en dat vond ik toch wel wat, voor een uitgave bij een kleine uitgeverij, die weinig aan marketing doet. Dan lijkt Flirten met de hemel toch door te sijpelen. Bij mensen, in gesprekken, tussen de gangen van een familiefeest door. Dat deed deugd. Een klein gelukske op maandag. Maar An vertelde nog meer. Dat ze ook een boek geschreven heeft: Vaste grond. Leven en groeien in Frankrijk. Haar eigen verhaal als expat in Frankrijk, doorspekt met een nog veel dieper thema. Maar dat moet u maar zelf gaan lezen, want dat ga ik namelijk ook doen. Dus raakten we mailsgewijs aan de praat. Over auteur zijn en je boek levend maken. Over hoe we ons papieren kindje op de wereldkaart gezet hebben en hoe we van elkaar kunnen leren. Al vanaf de eerste mail vond ik dat haar naam me zo bekend in de oren klonk. An Vander Elst. Maar ja, hoeveel Annen komt een mens in zijn leven tegen? En Vander Elst is nu ook niet zo'n uitzonderlijke achternaam. Gaandeweg begon het me te dagen dat de via via toch wel sterke linken had naar het dorp waar ik opgroeide. Het dorp waar ik deze week nog kwam om Tanja te interviewen voor mijn nieuwe boek Hormoon Geluk. Een boek over mensen en hun hobby's en wat hen daar zo gelukkig in maakt. Tanja woont in een straat waar ik al sinds mijn kindertijd niet meer kwam, maar toen ik indraaide, leek het alsof alles nog was zoals toen: de maalderij, de vuile voorgevel van de chirolokalen (gingen wij die geen laagje verf geven, toen? Ooit?). Ik werd daar blij van, van dat stukje jeugd dat daar haast onaangeroerd lag. Een kleine knipoog naar bijna vergeten herinneringen. Ik werd ook erg gelukkig van het gesprek met Tanja. Zo'n mooi verhaal dat ze met me deelde. Als het boek dat nu in mijn vingers zit, jullie ook maar een fractie van dat gevoel zal kunnen meegeven, vind ik het al geslaagd. Was het toeval dat ik op maandag een mail kreeg van An en op dinsdag naar Tanja ging? Was het toeval dat ook Karen me uitgebreid over haar hobby mailde en het de hele tijd over "klein gelukske" had? Bleven die ogenschijnlijk losse gebeurtenissen in mijn hoofd spelen terwijl werk, kook en nog meer interviews mijn aandacht in beslag namen? Het zal wel. Of het zal wel niet. Vandaag, net na de middag, wist ik het opeens. Ik dook in mijn redelijk ordentelijk foto-archief, opende mijn mailbox en stuurde An een mail met deze foto. "Ben jij het meisje naast mij op de foto? Zaten wij samen in de chiro?" "Jaja, dat ben ik!" kwam er snel terug.
En kijk, daardoor heb ik al de hele avond een glimlach in mijn hoofd. Omdat er een stukje van mijn herinneringen afgestoft werd. Omdat we nu kunnen ontrafelen wat we nog weten van dat verleden. En omdat het zo'n gek gelukzalig gevoel is, dat je leven zo parallel loopt met dat van iemand anders, van wie je het bestaan haast vergeten was. Van een kleine wereld gesproken. Ik word de laatste weken overspoeld door dit soort van kleine gelukskes. Het feit dat ik jullie allemaal expliciet vraag om jullie geluksverhalen met me te delen, zal daar natuurlijk wel aan bijdragen. Maar toch. Het is tof. En ik hoop de komende weken, wanneer ik de volgende interviews afneem, met mensen die iets dichter bij me staan, maar evengoed met wildvreemden, nog veel vaker overvallen te worden door deze kleine gelukskes. En dan schrijf ik ze op. In een boek. Hormoon geluk. En die mag jij, als hij klaar is, lezen! Met de zon die vastberaden door de ramen priemde en een zondagse agenda die plotseling een pak leger was dan gepland, begon het te kriebelen tussen mijn linker- en rechterhersenhelft. Een ideetje dat al een tijdje onder mijn schedel gonsde, kreeg plotseling ruimte om te kiemen. Een aantal weken geleden stootte ik bij het opruimen van een kast vol winterspullen op een klein handtasje dat ik ooit maakte. Toen ik het terugzag, vond ik het iets hebben. Het was een kindermodelletje, maar ik voelde 'hier moet ik wat mee'. Dus liet ik het rondslingeren op de trap, confisqueerde de kat het als slaapplekje en had ik het bijna weer opgeborgen - deze keer in de juiste kast, bij het kinderspeelgoed - toen daar dus ineens die zonnige, vrije zondagnamiddag lonkte. Ik speelde met het idee om van dit tasje een nieuwe versie te maken, die dienst zou doen als lunchtas. Met de juiste afmetingen, geïsoleerd en al. Zo eentje waar je echt je lunch fris in houdt, ook wanneer de zon zich van haar beste kant laat zien. Dus kondigde ik aan de gezinsleden die de namiddag thuis doorbrachten aan dat ik de rest van de dag niet meer beschikbaar was om kleren te strijken of boekverslagen na te lezen en rekende, tekende en knipte ik. Verzamelde ik materiaal. Vorderde Oudste Zoon op om naaimachine en strijkpers uit hun winterslaap op te graven en zette me nog eens aan het naaien. God dat deed deugd. Bedenken, creëren, materialen en kleuren kiezen en alleen maar bezig zijn met wat zich tussen mijn ogen en mijn naaimachine afspeelt. De tijd vloog voorbij, maar ik genoot intens van elke minuut. Van elk stapje van het proces en, vooral, van het eindresultaat. Het werd een pinguintas - KOELtas, weet je wel - met verder felgroene en gele retro-accenten - die priemende zon en de veel te vroege lente zorgden hier voor inspiratie. En ik ben er blij mee. Echt blij. Het gelukshormoon stroomt nog door mijn aderen. Dadelijk, wanneer ik een koffietje ga halen, loop ik nog eens langs mijn tas. Raak ik ze even aan. Doe het slotje even open. En dan glimlach ik. Mijn nieuwsgierigheid naar wat dat nu is dat mensen zo gelukkig maakt in al die verschillende hobby's werd daardoor nog maar eens geprikkeld. Wat ik gisteren alvast ontdekte over dat geluk is dit: deze hobby moet niet. Het borrelt op, het neemt zijn tijd en wanneer een ideetje rijp is, dan kan ik me eraan zetten. Maar er zijn vast nog heel wat andere redenen waarom hobby's mensen gelukkig maken. Ik kan er zo nog wel wat bedenken, maar ik ben veel en veel nieuwsgieriger naar hoe dat zit bij jou? Hoe gaat dat bij jou? Ondertussen haalde ik koffie en keek ik stiekem ook naar het kleine lapje pinguinstof dat nog over is en dat nu naast die afgewerkte tas ligt. Er kriebelt iets tussen mijn rechter- en linkerhersenhelft. Een klein ideetje. Krijg ik daar nog een portemonneetje uit? Ik ruim vanavond mijn naaispullen weer op. Teveel rommel anders, echt waar. Maar dat lapje pinguinstof, dat laat ik nog even liggen. Om af en toe eens naar te kijken. En over na te denken tijdens het tandenpoetsen. Want de zon gaat zeker nog schijnen de komende weken. En wie weet, komt er nog een dag voorbij die plotseling leeg wordt. En zichzelf uitnodigt om nog een portie hormoon geluk aan te maken.
Twee weken geleden werd middelste zoon geveld door een vervelend virus dat ronddwaalt in onverluchte klaslokalen, dat zich vastzet op lukrake deurklinken en uiteindelijk ook in zijn keel. Het beestje was hardnekkig, of kreeg gezelschap van soortgenoten, want na een initiële genezing en één dag school, kwam hij weer thuis met koorts en mocht hij nog eens drie dagen ongeduldig wachten tot het tij keerde. Een week lang geen trainingen, niet het water in. Ik kan u vertellen: dat is erg lang voor een competitiezwemmer. Maar het lichaam wou niet mee en de energie ontbrak hem bij momenten zelfs om zich daar druk in te maken. En dat is erg uitzonderlijk bij Middelste Zoon. Behalve dan die ene dinsdagavond, na de herval, toen hij me plotseling kwam vragen of ik hem naar de fitness wou brengen. Want je mag niet zwemmen met koorts, maar had er iemand iets over fitness gezegd? Ik bekeek zijn bleke gezicht - met donkere wallen rond zijn ogen - en ik vermoed dat ik op dat moment met mijn ogen draaide. Of toch iets deed dat bij hem verontwaardiging - zij het in verzwakte vorm - opriep. "Ik mag niet zeker?" kwam er onmiddellijk uit. Waarop ik ongetwijfeld zuchtte, voor ik hem antwoordde. Ik zag namelijk de tweejarige versie van deze zoon voor mijn geestesoog verschijnen, die nacht toen hij geveld werd door het rotavirus. Voor diegenen die het niet kennen: rotavirus en tweejarigen, dat is miserie. Dat is diarree die niet in de luier blijft, braken, koorts, onrust, kortom: ellende. Dat had hij dus, als tweejarige. En wanneer hij net zijn hele maaginhoud uitgebraakt had, keek hij ons opgelucht aan, met glinsterende oogjes en zei hij: "melk." Waarop ik hem probeerde uit te leggen dat dat geen goed idee was, dat zijn maag tot rust moest komen. Maar het kind voelde zich herrezen, had zijn zinnen gezet op melk en bleef net zo lang zeuren en huilen tot we overstag gingen. Waarop hij gulzig zijn melk opdronk, vijf minuten voldaan in de zetel hing en vervolgens weer alles uitbraakte. Waarop hij opgelucht naar ons keek en met glinsterende oogjes zei: "melk." Die nacht belandde hij in het ziekenhuis met ernstige uitdrogingsverschijnselen. Maar hij was nog niet geleerd. Een maand later overkwam hem precies hetzelfde. Je lichaam tijd geven om te recupereren wanneer je ziek bent, stond niet in zijn woordenboek toen hij twee was. Dat alles schoot door mijn hoofd op het moment dat hij me kwam vragen of hij naar de fitness mocht, vandaar de oogrol en de zucht. Ik legde hem uit dat fitness, net als zwemmen, een zware lichamelijke inspanning is en dus niet te rijmen valt met koorts en infecties. Water of geen water. Waarop hij nog eens probeerde om me te overtuigen dat hij zich heus niet te moe zou maken en dat hij toch echt iets van sport moest doen, waarop hij in de zetel ging liggen en de kous af was. Mijn rationele argumenten hadden iets meer effect op de zeventienjarige versie van dit kind dan op de tweejarige. Of hij kon ondertussen beter naar zijn eigen lichaam luisteren. Of de koortsopstoot die net opkwam, hielp een handje. Wie weet. Maar 48 uur later was het welletjes geweest en lag hij opnieuw in het water. Verbeten en gedreven om de schade van de afgelopen week weer in te halen. Het is wandelen op een slappe koord, want hij is niet virusvrij, maar hij staat er en hij gaat ervoor. Omdat hij dat wil. Resilience, kwam er in me op. Dat is wat het kind drijft en overeind houdt en wat ik van hem kan leren. Blijven focussen op je doelen en bij elke hobbel die je op je knieën dwingt, zo snel mogelijk weer overeind komen. Veel mensen vervloeken deze eigengereidheid die zo eigen is aan dit kind en aan zijn generatiegenoten, maar god, wat kunnen we veel van hen leren. Het zijn de volhouders, de koppigaards, de dwarsliggers die de sporen samenhouden, die maken dat zij in beweging zijn en hun eigen koers varen. Of dat nu over grootste dingen gaat als het klimaat of over hun eigen passie zoals het zwemmen. Dus ik koester wat ik in huis heb en zie door de vingers dat hij gisterenavond, na een ochtendtraining om 6 uur, schor en hees thuis kwam. Gelukkig krijgen we de komende dagen een portie van het beste medicijn dat er bestaat. Daar gaan we van genieten en na het weekend is alles weer bij het oude. Althans, bijna alles. Zijn jouw kinderen vandaag in Brussel? Dat is denk ik de vraag van de dag. Want dat willen we wel weten van elkaar. Wie zit in het spijbelkamp? En wie niet? Want daar hebben we een mening over. Over het al dan niet ok zijn van dat hele spijbelgedoe. Je bent daar voor of tegen. Toch? Net zoals we een uitgesproken mening hebben over de oprechtheid van de jongeren die daar nu in de gietende regen rondlopen. U zag ze ook wel verschijnen op Social Media vorige week: de memes waarin een puinhoop op een festivalweide en de klimaatspijbelaars met elkaar vergeleken worden. Want jongeren zijn jongeren. Punt. Je zal het maar voorhebben, plotseling van aan de zijlijn meegezogen worden in die hele klimaatzaak. Daar hadden we niet om gevraagd, toch? Ik heb een beetje mijn buik vol, van dat hele gedoe. Niet van de klimaatzaak, want die ligt mij na aan het hart. Maar van de meningen die u en ik daarover hebben, vanachter onze warme bureaus en vanuit onze comfortabele zetels. Want of u het nu een goed idee vindt of niet, dat duizenden jongeren spijbelen en door de gietende regen gaan lopen - al dan niet met oprechte intenties, dat doet er helemaal niet toe. Uw en mijn mening worden in dit geval niet gevraagd. U en ik hadden al lang zelf in actie moeten schieten, jaren geleden. Want het voelt een beetje als aflaten kopen, niet? Laat die mannen maar op de trein springen en geef ze een waterdicht vestje mee. Betaal hun treinticket en sus je geweten: onze kinderen lossen het wel op! Of die van de buren. Wel, het zit me niet lekker. Jaren geleden, toen ik zelf 13 was, stond ik ook in een No Time To Waste T-shirt voor de klas, een presentatie te geven over Greenpeace. Later ging ik driekoningen zingen met mijn klas en stortte de opbrengst aan het WWF. "Amai, zo gemotiveerd," zeiden de leerkrachten tegen ons en ze zouden ons over onze bol geaaid hebben, mochten we geen weerbarstige dertienjarigen geweest zijn. Ze vonden ons wel schattig aandoenlijk, denk ik. En ze dachten: "Awel, tof dat die kinderen daarvan wakker liggen!" De leerkrachten spraken zich niet uit over onze acties, legden ons geen haarbreed in de weg, maar steunden ons ook niet overdreven. En wij, wij liepen de rest van onze middelbare schooltijd rond in Greenpeace T-shirts en schreven op gerecycleerd papier. En toch losten wij het klimaatvraagstuk niet op. Anders zouden onze kinderen vandaag niet in Brussel zijn. Dus, ben je cynisch over de uitkomst van wat deze jongeren doen? Terecht. Been there, done that. Ben je trots op wat deze jongeren doen? Terecht. Been there, done that. Ga je nu zelf in actie schieten? ... Want daar ligt de sleutel. Voor heel veel vraagstukken. Zolang er niet over generaties heen actie genomen wordt en iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, of je nu in het pro- of contraspijbelkamp woont, verandert er niets. Alle inspanning van deze jongeren ten spijt. Bent u de bevoegde minister? Schiet dan in actie. Bent u dat niet? Kijk dan niet naar de minister, die weet wat er van haar verwacht wordt. Maar ga straks te voet naar de bakker om uw brood, in plaats van dat met je wagen te doen. En doe een regenvestje aan. Je bent namelijk niet de enige die vandaag door de regen loopt. U las het gisteren misschien ook in een of andere krant, tijdens een regenachtige luie zondag, het artikel over hoe introverte mensen de feestdagen kunnen overleven. Het sprong mij in het oog omdat het in kranten van verschillende uitgeversgroepen stond. Blijkbaar is het big business om die zielige introvertjes door de feesten heen te helpen. Toen ik dan eindelijk een krant vond waar het geen betalend artikel was, las ik en dacht: what the f*k? Wat een zever is dat? (En nog een heleboel andere dingen die ik hier niet ga neerpennen.) Dus ga ik het nog een keer proberen. Kaderen. Uitleggen wat introvertie is. Ten eerste: introvert zijn is geen synoniem voor schuchter, sociaal onbekwaam, mensenschuw. Introvert zijn gaat in de eerste plaats over jouw denkprocessen. Introverte mensen denken inwendig, daar waar extraverte mensen de neiging hebben om hun gedachtengang luidop te laten lopen. Doordat introverten inwending denken, zijn ze vaak veel stiller, laten ze in gesprekken ook stiltes vallen. Maar zie dat niet als een synoniem voor verlegen of niet-op-je-gemak. Inwendig draait de motor volop en de introvert is net zo aanwezig en mee met het gesprek als zijn extraverte gesprekspartners. Alleen gaat een deel van dat gesprek zonder woorden. Maar wees gerust: ik luister. Daarnaast is het zo dat veel introverte mensen sneller overprikkeld geraken, juist doordat het veruitwendigen van wat je denkt, voelt, wil zeggen een extra stap is en dus extra energie kost. Tijd en ruimte om alles op een rijtje te zetten is deugddoend en wordt vaak omschreven als de tijd nodig om batterijen op te laden. Iets wat extraverte mensen niet nodig hebben, want zij laden juist op in groep, terwijl ze luidop hun gedachten kunnen vormen. Zijn we weer mee? Goed. Terug naar het artikel. 7 tips voor de introvert om de feestdagen te overleven. Tenn eerste: ook voor introverte mensen zijn feestdagen gewoon leuk. Wat een jammerlijke veralgemening dat introvert zijn en feesten niet samengaan. Ook wij kunnen ons verheugen op de gezelligheid van kerst, op lekker eten, op samenzijn met mensen die we graag rondom ons hebben en zoveel meer. Maar goed, de auteur van dit artikel wil me graag tips geven om het nog beter te maken. Laat ons eens kijken. Tip 1: bereid enkele open vragen voorIk fronste mijn wenkbrauwen bij het lezen van de eerste tip. De dame in kwestie wil je doen geloven dat je maar beter wat vragen instudeert. En o ja, ook de antwoorden, voor mocht je gesprekspartner even niet weten wat zeggen. Alsof introvert zijn betekent dat je geen gesprek kan voeren. Dat je niet kan luisteren en inspelen op wat er rondom jou gebeurt. Want, zegt het artikel, als jij open vragen stelt, kan de gesprekspartner veel praten en de verantwoordelijkheid nemen over het gesprek. Alsof luisteren in een gesprek niet belangrijk is? Is het probeem vaak niet dat de meeste mensen alleen maar praten? Dat er niet of nauwelijks geluisterd wordt en we zo een non-gesprek cultuur cultiveren? Bij deze dus een oproep van mij, naar iedereen, om deze feestdagen eens extra goed te luisteren, in plaats van al met je antwoord of volgende vraag klaar te staan. Wie weet, leer je echt iets bij over je vrienden of familie! Tip 2: bied je hulp aanOok hier kon ik niet goed plaatsen wat het voordeel zou zijn. Haar these is dat helpen bij het voorbereiden, opdienen, ... synoniem is voor de drukte ontvluchten. De schrijfster in kwestie is dan waarschijnlijk nog niet vaak in een keuken geweest, in volle hectiek van de voorbereiding. Met een gastvrouw in de stress omdat ze haar borden niet tijdig en warm gedresseerd krijgt? Ik kan u verzekeren dat ik daar, als introvert, erg ongemakkelijk van wordt, dat het mijn energie wegzuigt zoals een spons de kleur uit een waterverfschilderij trekt. Laat mij maar achterblijven aan tafel, met de ietwat hardhorige tante, die het niet erg vindt om even te blijven zitten en alleen maar 'hoe gaat het kind' aan mij te vragen en dan ook voldoening neemt met een 'goed, en met u?'. Niks awkward, niks ongemakkelijk. Stilte mag. Tip 3: beslis wanneer je weggaat voordat je aankomtMet stip de enige bruikbare tip uit het hele artikel. Dat is inderdaad iets dat je kan helpen om je te geven. Om volop te genieten van de intensiteit van een feest: weten dat je wegkan wanneer jij wil. Maar ook hier: is dat niet ieders recht om zelf te beslissen wanneer je gaat? Om dat niet door anderen te laten bepalen? Zelfs niet als die ander jouw baas of leidinggevende is die het echt nodig vindt om nog niet te vertrekken. Voor iedereen: verlaat het feest op zijn hoogtepunt. Een torenhoog, maar o zo waar cliché. Tip 4: ga op zoek naar extraverte mensen en tip 7: hang rond bij de kinderenLaat ik ze even samennemen en hier kort over zijn: klinkklare nonsens. Sta me toe beide tips te vervangen door eentje die wel bruikbaar is: ga op zoek naar mensen die je graag hebt. Of ze nu jong, oud, introvert of extravert zijn. Ik vind praten heerlijk. Echt? Echt! Maar dan wel in een gesprek dat één op één gebeurt, niet in een groep tateraars die alleen zichzelf willen horen. Ik vind het fijn om te luisteren en om gehoord te worden. Ook door mensen die ik niet vaak zie of niet goed ken. Zolang het maar niet vervalt in oppervlakkig gechitchat om tijd en ruimte te vullen. En laat dat nu net zijn wat vaak gebeurt in een groep extraverte mensen en al helemaal bij kinderen: het gesprek gaat over niets. Dus, sta recht en ga naar buiten, bij die ene nog overgebleven roker staan, die heeft tijd om te luisteren, want hij moet met regelmatige tussenpozen inhaleren. Nodig iemand uit om even samen de benen te strekken, een blokje om. Zuurstof en een rustig gesprek in één klap! Zet jezelf wat afzijdig en kijk wie er op je afkomt. Dat zullen vaak alleen die mensen zijn die oprecht in je geïnteresseerd zijn. Maar blijf weg uit het centrum van de drukte. Tip 5: draag iets comfortabelLaten we het haar vergeven. Iemand besliste van hogerhand dat haar artikel 7 tips moest bevatten. En vanaf tip 4 was de inspiratie en de boodschap op. Dus echt: je mag je joggingpak thuislaten. Draag gerust een nieuwe jurk en blinkende nylonkousen, ook al ligt dat buiten jouw comfortzone. Ik was afgelopen weekend op een VIP-receptie, waar ik, de echtgenoot niet meegeteld, niemand kende, en droeg een jurkje dat een tikkeltje te kort is en glitterkousen. De CEO van een groot lokaal bedrijf, extreem extravert, sprak me die avond aan om me een compliment te geven over mijn schitterende kousen. Of hij dat mocht zeggen dat hij mijn kousen ferm vond, vroeg hij mij. Van een ijsbreker gesproken. En ook al zei ik die avond niet veel, misschien herinnert hij zich me wel als de dame met de uitgesproken glitterkousen. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om me als een grijze muis te kleden omdat ik introvert bent! Want ook ik word graag gezien en hou van een complimentje nu en dan. Echt? Echt! Tip 6: drink niet te veelZoals ik al zei: halverwege geraakte het arme kind, dat dit idiote artikel moest schrijven, haar inspiratie op. Er zijn tientallen redenen waarom je niet teveel mag drinken, met je gezondheid met stip op nummer één. Maar het al dan niet introvert zijn staat absoluut niet in dit lijstje. Dit gezegd zijnde hoop ik dat je onthoudt dat introvert zijn geen vreemde ziekte is en dat er geen 'special treatment' nodig is voor dit 'soort' mensen, vanavond of morgen, op jouw familiefeest.
Het enige dat ik ieder van jullie toewens, in welk hokje je ook past, is: geniet van de feestdagen op jouw manier. Of je nu de uitbundige tafeldanser bent, de stille afwasser of de dwarse puber. Breng gewoon jezelf mee, zoals je bent. Dat is het enige dat je nodig hebt om je comfortabel te voelen. En daarbuiten: probeer wat vaker te luisteren naar wat er verteld wordt. Je hoeft niet altijd een antwoord klaar te hebben of over alles een mening te hebben. Er gewoon zijn is genoeg. En tenslotte, drink met mate. Schol! |
Kirsten De ConinckDuizendpoot. Moeder van 4. Creatief. Visualisator. Natuurmens. Tekenaar. Stiltezoeker. Genieten. Verteller. schrijverDag lezer die graag leest. Las je mijn romans al? Archieven
January 2024
Categorieën
All
|
Vind me terug. |
|