Wat is dat toch met goede voornemens en waarom ze zo moeilijk vol te houden zijn? Ik heb me er de laatste dagen het hoofd over gebroken. De aanleiding voor mijn gepieker is dat ik al een paar weken geen loopschoen meer van dichtbij zag. Er zit namelijk een virusje onder de leden dat maar niet wilt verdwijnen. En dus zeg ik tegen mezelf: eerst maar even uitzieken, mijn energie is al zo laag. Wanneer ik me beter voel ga ik terug lopen. Tot er zich gisteren een gesprek ontspon in de hal van het zwembad, met een aantal zwemmama ‘s. Zwemmama ’s die allemaal lopen. De ene al wat vaker of intensiever dan de andere. Maar ze - en bij uitbreiding ikzelf - lopen allemaal. Mama I had gisteren voor het eerst sinds lang haar loopschoenen terug aangetrokken. Ze had in de voormiddag een straaltje zonneschijn gezien dat mij, in niet-loop-modus, totaal ontgaan was. En ze had het gedaan. Ze was er terug aan begonnen. Je zag dat het haar deugd gedaan had. Haar gezicht straalde en met volle goesting vertelde ze over de energieboost die dat beetje lopen door haar lichaam gejaagd had. Ze is weer on track. Mama E en ikzelf keken haar een beetje op dezelfde manier aan. Het moet een blik geweest zijn die haar vertelde dat we haar wel geloven, maar dat we er op dit moment even niets mee kunnen. Natuurlijk weten wij ook dat lopen ons goed doet. En toch doen we het even niet. Om heel verschillende redenen. Mama E. zei dat ze het zo ’n gedoe vindt momenteel: je wassen, aankleden, kinderen naar school brengen, en je dan terug moeten omkleden om te gaan lopen en je wéér moeten wassen als je terug thuis bent. Ikzelf heb dus dat virusje onder de leden dat me al een paar weken uit loopland weghoudt. De energie is er even niet. En mama I zei zelf dat het lopen onder het stof geraakt was omdat ze zoveel andere dingen moest. Kleine dingen die altijd even eerst moeten, waardoor er geen tijd meer overbleef om nog te gaan lopen. Op haar vrije dag nota bene. Ik bleef de hele tijd instemmend knikken, want ik herkende al die dingen. Ik moet ook altijd vanalles eerst doen op mijn vrije dag voor ik van mezelf tijd mag maken om iets voor mezelf te doen. Ik was me ook liever op het moment dat ik opsta, dan nadien. En toen zei mama H.: “Maar je moet dat gewoon doen. Je moet tijd maken voor jezelf.” Bam. De vinger op de zere plek. Natuurlijk heeft ze gelijk. En natuurlijk moeten we dat doen. Onszelf niet altijd wegcijferen voor kinderen die anders niet op tijd op school geraken, onopgeruimde ontbijttafels, of milde virale infecties. We moeten dat niet doen en gewoon eerst aan onszelf denken. Want iemand die zichzelf graag ziet en naar zijn eigen lichaam luistert is een gelukkiger mens. En een aangenamer mens. En toch… Welk deel van ons brein laat ons toe altijd te komen aandraven met excuses die nog erger zijn dan slappe thee terwijl we goed genoeg weten wat de positieve effecten zijn van wél gaan lopen? Heeft dat duiveltje een naam? Is het een gebrek aan motivatie? Ik denk het niet. Ik ken de componenten van intrinsieke motivatie en ik weet dat ik daaraan voldoe als het over lopen gaat: ik kan autonoom beslissen over wel of niet gaan lopen. De oorzaak van het niet lopen bij iemand anders leggen is flauw van mezelf. Ik ben competent, ik weet hoe het moet en ik voel me bekwaam. En er zijn voldoende mensen rondom mij die me steunen.
|
Kirsten De ConinckDuizendpoot. Moeder van 4. Creatief. Visualisator. Natuurmens. Tekenaar. Stiltezoeker. Genieten. Verteller. schrijverDag lezer die graag leest. Las je mijn romans al? Archieven
January 2024
Categorieën
All
|
Vind me terug. |
|