Afgelopen week was het weer zo ver. Zoonlief kwam thuis van school en sprak de gevreesde woorden: “We moeten een groepswerkje maken voor Frans.”
Hij wist op voorhand wat mijn reactie ging zijn, want hij keek naar de tippen van zijn tenen en mompelde het zinnetje zachtjes voor zich uit. En gelijk had hij. Ik zuchtte diep, trok waarschijnlijk een getormenteerd gezicht en vroeg: “En tegen wanneer? En met wie?” In mijn hoofd begon de moeilijke puzzel zich al te leggen. Het is geen sinecure om een vrij moment te vinden buiten de schooluren wanneer je drie willekeurig gekozen kinderen bij elkaar moet krijgen. Want de leerkracht had de groepjes samengesteld, niet de kinderen. Dat deed ze op basis van god weet welke criteria. In elk geval niet op basis van woonplaats of gezamenlijke hobbies. De meeste kinderen hebben namelijk hobbies, die vaak niet overeenkomen in tijdsbesteding met die van de klasgenootjes. Laat staan dat er nog broers of zussen zijn die ook nog gebracht en gehaald moeten worden van muziekles, voetbaltraining, circusschool of noem maar op. Dan wordt het zoeken naar een speld in een hooiberg om dat groepswerk op tijd klaar te krijgen. En ik weet dat me op een vorig oudercontact al eens gezegd is dat ze dat groepswerk ook tijdens de middagpauze mogen maken. Maar het enige dat een dertienjarige jongen tijdens dat half uurtje middagpauze wilt doen, is tegen een bal trappen met zijn kameraden. Even een half uur zijn hoofd leegmaken, en niet terug in een duf klaslokaal kruipen voor een groepswerk. Kan je het hun kwalijk nemen? “Het is tegen volgende week, “ onderbrak zoonlief mijn gedachten. “Maar we hebben maandag afgesproken want dan is het geen school,” antwoordde hij snel. Dat had de leerkracht in kwestie fijntjes uitgekiend. Ze hebben maandag een facultatieve verlofdag, dus de uitgelezen kans om eens een groepswerkje op te geven. Het enige dat die leerkracht vergeten is, is dat de ouders geen facultatieve verlofdag hebben, en het niet zo evident is om de drie kinderen in één huis te krijgen. Ik hoor u al denken: laat die kinderen toch met de bus naar dat andere huis reizen. Maar niet alle kinderen wonen netjes onder de kerktoren vlakbij de desbetreffende school. Het is zelfs zo dat, hier aan de taalgrens, de statistische kans heel groot is dat minstens één kind uit het groepje in een pittoresk Waals gehuchtje woont, dat ten eerste niet dicht bij de school ligt en ten tweede niet bereikbaar is met het openbaar vervoer. Zo ook in dit geval. Zoonlief zit in een groepje met Zus en Zo, en het toeval wilt dat ze afspraken bij Zus thuis, die toevallig in zo ’n pittoresk Waals dorpje woont. Een snelle raadpleging van mijn vriend Google Maps leert me dat het een half uur rijden is met de auto, dat hij 1 uur 59 minuten onderweg is met het openbaar vervoer, enkele rit, en dat hij met de fiets 1 uur en 4 minuten onderweg is – aangenomen dat hij niet verloren rijdt. De optie om hem op één of andere manier met de auto daar te krijgen is de enige realistische. Spreek dan af om te carpoolen met de ouders van Zo, hoor ik u al denken. Ook dat scenario werd bekeken. Maar ook Zo woont niet om de hoek, noch bij ons, noch bij Zus. Als je de woonsplaatsen van Zus, Zo en onszelf verbindt op de kaart krijg je haast een gelijkzijdige driehoek. Een ommetje langs Zo verdubbelt dus haast onze reistijd. En dan kan ik het niet helpen dat ik me erger aan dit soort groepswerkjes, en dat ik me afvraag wat u, beste school, daar eigenlijk mee wilt testen? Gaat het over de zelfredzaamheid van de kinderen? Ik betwijfel dat het u daar iets over vertelt. Het is vooral mijn zelfredzaamheid, en die van de andere betrokken ouders die op de proef gesteld wordt om alle hierboven genoemde redenen. Wilt u testen hoe goed de kinderen kunnen samenwerken? Ik betwijfel dat u dat kan afleiden uit het resultaat van zo ’n groepswerk. Ik schets u graag even hoe zo ’n doorsnee groepswerk eraan toegaat. Meestal komen de kinderen bij een klasgenootje waar ze nog nooit waren en wordt het eerste half uur besteed aan ‘dit is mijn habitat – wil je eens op mijn spelconsole spelen/in mijn tuin voetballen/naar mijn kamer kijken’ formaliteiten. Nadien wordt het groepswerk meestal aangevat, vaak onder lichte dwang van de ouder die zich vrijgemaakt heeft om de groepswerksessie wat in de gaten te houden. Ze scharen zich met 3 of 4 achter één computer. Iemand krijgt de rol van computerbediener en die surft wat op het web, en de andere 2 of 3 zitten wat te dollen. Na een uurtje of zo staan de ouders daar terug om hun kroost op te pikken, en komen de kinderen tot het besef dat ze nog niets hebben. Op één minuut tijd maken ze snel afspraken wie thuis welk stuk zal doen en dat ze het dan nadien zullen samenplakken. Tot daar dus het aspect groep in dit werk. Mag ik u een tip geven, beste leerkracht? Wilt u echt testen of kinderen kunnen samenwerken met eender wie? Maak hier dan een lesuur voor vrij. Dan kan u zelf eens observeren hoe dat eraan toegaat, en kan u hen oprecht en eerlijk beoordelen op hun groepswerkcapaciteiten. En wat die zelfredzaamheid, zin voor initiatief, leiderschap of welke andere criteria dan ook zijn die u wilt testen, ik ben zeker dat er tal van andere mogelijkheden zijn om dit te doen. Ik ben uiteraard bereid om hier over mee te denken. Wat denkt u van morgen? U heeft dan een vrije dag, en ik heb zeeën van tijd terwijl ik in de auto zit om zoonlief van en naar Zus te brengen. |
Kirsten De ConinckDuizendpoot. Moeder van 4. Creatief. Visualisator. Natuurmens. Tekenaar. Stiltezoeker. Genieten. Verteller. schrijverDag lezer die graag leest. Las je mijn romans al? Archieven
January 2024
Categorieën
All
|
Vind me terug. |
|