Overkwam het jou ook al? Dat iemand met zijn ogen draait, diep zucht en dan zegt: "Moet ik er een tekeningetje bij maken?" Die iemand was dan vaak een leerkracht die zijn of haar geduld verloor, of iemand die jou een onwijs spannend verhaal aan het vertellen was, waar jij de draad hopeloos kwijt van geraakte. Of was jij misschien diegene die met haar ogen rolde en dit beruchte zinnetje uitsprak? Want zeg nu zelf: echt positief is dat niet, wanneer iemand verzucht dat hij er beter een tekeningetje bij kan maken. De ontvanger van de boodschap wordt op dat moment eerder als dommig of traag van begrip beschouwd. Dat, wist een leerkracht Nederlands mij ooit te vertellen, komt omdat de oorsprong van deze uitdrukking uit de Middeleeuwen komt. Rijke mensen, die dan meteen ook het etiket slim kregen, konden schrijven. Arme mensen, die per definitie dom waren, konden dat niet. Gelukkig konden onze voorouders al heel lang tekenen en begreep iedereen dat wel, een tekeningetje. Maar als er voor jou een tekeningetje bij gemaakt moest worden, was je waarschijnlijk een landbouwer. Druk bezig met andermans land te bewerken, zonder tijd voor school of educatie. Laat staan om te leren lezen. En dus moesten er tekeningen aan te pas komen. Wel, vandaag kan ik u vertellen: een tekening nodig hebben is niet dom. Integendeel. Want zeg nu zelf. Welk van de twee onderstaande bordjes zou jij het liefst tegenkomen als je in een grote wolkenkrabber bent, waar je nooit eerder was en waar plotseling het brandalarm klinkt? Ondanks al je geletterdheid hoop je op het linkse bordje, toch? Want die tekening zegt jou in 1 oogopslag wat je moet weten: rechtsaf hier, daar is de nooduitgang. En die kracht van beelden zit ingebakken in onze hersenen. Het rechtse bordje wil dat je gaat lezen, dat je informatie verwerkt en beslissingen neemt. Dat doe je allemaal heel actief, in je prefrontale cortex. Kost tonnen energie. Bij het derde bordje ben je waarschijnlijk zo uitgeput dat je recht de brand in loopt. Prefrontale wat?Die prefrontale cortex van onze hersenen is nieuw en jong (als je onze evolutie bekijkt, bedoel ik dan). Een beetje het hippe deel van ons brein, dat waar men in de Middeleeuwen van dacht dat het adel van landbouwers zou gaan onderscheiden. Er zit een bron van waarheid in: het onderscheidt ons van andere zoogdieren. Maar hoe fout is het om te denken dat het alles aankan! Want kijk nog eens naar het linkse bordje. In 1 moment weet je wat je te doen staat. Rennen. In de richting van de pijl. Je hebt zonet jouw visuele cortex geactiveerd. Een ander deel van je hersenen dat veel en veel ouder is. Getraind. Rennen, in de juiste richting. In geen tijd sta je veilig buiten.* Hoog tijd dus dat we leren om dat visueel deel van onze hersenen weer meer in te zetten. Zeker in de ratrace waarin wij vandaag leven. Want je spaart er zoveel tijd en energie mee uit door dat stuk weer optimaal te gaan benutten. OK, ik snap het. En nu?Allemaal goed en wel, De Coninck, maar hoe doe ik dat dan?
De eenvoudigste manier: kom eens naar een workshop. Op 20 november neem ik je mee in 'Leer hoe visualiseren de kracht van je brein boost.' Tijdens deze halve dag leer je de basis van visueel en ruimtelijk denken en kan je het ook toepassen. Wil je er graag uitgebreider mee aan de slag? Dan kan je al op 23 oktober 'Haal meer uit vergaderingen en presentaties met sketchnotes' komen volgen. Tijdens deze dagtraining leer je woord en beeld samen gebruiken om met meer focus aanwezig te zijn op jouw werkplek, tijdens meetings, lessen of presentaties. Tijdens beide trainingen laat ik je kennis maken met de kracht van je brein. En jij? Jij gaat vooral zelf aan de slag die dag! Visualiseren, oefenen, en leren van elkaar. "Ik ben niet creatief." Of "ik kan helemaal niet tekenen" hoor ik u denken? Dat is helemaal geen probleem. Het is geen tekenles. Het gaat niet om mooi of wauw. Maar om sneller dingen begrijpen. "Wat als Corona roet in het eten gooit?" Dan voorzie ik een online alternatief. En wil je liever niet online volgen, dan schrijf je kosteloos uit. Heb je nog andere vragen, andere bedenkingen die jou weerhouden om je in te schrijven? Dan hoor ik ze graag! En in elk geval zie ik je graag in oktober of november, tot dan! * Meer weten over hoe dat zit met die hersenen van ons? In beide workshops licht ik dit verder toe. Vorige week moest Middelste Zoon naar De Terugkomdag. Dat is een onderdeel van je rij-opleiding, dat je moet volgen wanneer je je rijbewijs een aantal maanden hebt. Om de verkeersveiligheid te verhogen. Middelste Zoon zag dat wel zitten. Hij verheugde zich op een dagje slipcursus en rijkunstjes bijspijkeren. Helaas voor hem besloeg een uitvoerig kringgesprek het eerste deel van de dag, waarna hij in het tweede deel 97% van de tijd zijn beurt moest afwachten en 3% van de tijd mocht slippen en remmen.
Hij was dus, zacht uitgedrukt, wat teleurgesteld. Bovendien liep het al fout bij het kringgesprek. Een van de eerste vragen die de instructeur stelde, was: ‘wie rijdt er niet altijd met zijn beide handen aan het stuur?’ ’Ik was de enige die mijn hand opstak,’ vertelt hij thuis, nog steeds wat verbaasd. ‘En toen we op het einde vertrokken, zag ik één van die andere gasten wegrijden, met één hand op het stuur!’ Ook bij de vraag ‘hoe snel heb je al gereden?’ liep het fout. Nadat hij zei dat hij wel al eens 160 km/u had gereden, omdat hij wou weten hoe dat voelde, bleken al de andere deelnemers hun snelheidswijzer nog nooit boven de 130 km/u geduwd te hebben. ‘Die man moest me al niet hebben van bij het begin,’ verzuchtte hij thuis. Dat overkomt hem nu altijd. The story of his life. Eerlijk, rechtuit en het hart op zijn tong. Ook bij menig leerkracht in het middelbaar onderwijs liep het zo fout. Wat moet ik dan tegen mezelf zeggen? ‘Goed gedaan, moeder, je hebt je kind geleerd ten alle tijden eerlijk te zijn?’ Of moet ik mezelf voor het hoofd slaan dat ik hem niet wat vaker gewezen heb op het bestaan van leugentjes om bestwil? Ik weet het niet en ik vraag me ook af of het bij het kind in kwestie ook maar iets zou uitmaken. Want dit is wie hij is: altijd eerlijk en mondig. Los daarvan had zo’n terugkomdag misschien wat meer effect of diepgang kunnen hebben als de instructeur bij het begin had benadrukt dat eerlijke antwoorden belangrijker zijn dan ‘juiste’ antwoorden. Hoe kan je anders een gesprek aangaan over veiligheid in het verkeer, wanneer iedereen altijd 120 km/u rijdt met beide handen aan het stuur? We parkeren deze dag dan ook snel bij ‘een maat voor niets, maar wel kostelijk.’ ’O ja,’ zegt diezelfde zoon een dag later, ‘ik mag blijkbaar wel drinken wanneer ik rijd.’ Mijn verbaasde gezicht vraag duidelijk om meer uitleg. Want dat is een afspraak die we hier hebben: wie rijdt, drinkt niet. ‘Ja’, zegt hij, ‘dat zeiden ze gisteren op die terugkomdag. Één pintje kan geen kwaad, dat mag.’ Die hele bedoening verhuist van ‘maat voor niets’ naar ‘sterk staaltje onkunde’. Wie niet altijd beide handen aan het stuur houdt, krijgt een vermanend vingertje. Maar wie één pintje drinkt - want dat mag - mag met applaus weer naar huis? Hoorden ze daar dan nog nooit van eentje is geentje? Of is het dan ineens van ‘ach, we zijn toch allemaal jong geweest?’ Hopelijk wordt De Terugkomdag nog eens tegen het licht gehouden tegen de tijd dat de volgende zoon hem moet gaan volgen. En anders zal ik hem op het hart drukken om er naartoe te rijden met beide handen aan het stuur. En een muntje te nemen tegen de bierlucht. Want dat mag. En in de tussentijd: don’t let idiots ruin your day 😘. Ik weet niet hoe zot blij jij bent, maar ik ben behoorlijk content. En dat is een understatement. MIJN KIND MAG NAAR SCHOOL! (Ja, dat had drukletters nodig).
Toen ik gisteren las dat de tweede en derde graad van het middelbaar ook naar school mogen, maakte mijn hart een vreugdesprongetje. Dat van mijn pubers ook, trouwens. Niet dat ze hier als een gek op en neer stonden te springen, of het van de daken schreeuwden, maar hun schouders zakten naar beneden en hun ogen straalden. Oef. Eindelijk weer tijd en ruimte om te puberen tussen de pubers. Dochterliefs gezicht betrok echter weer snel. ‘Dan moet ik weer elke dag saaie boterhammen eten, hoe ga ik dat overleven?’ Daar had ze wel een punt. De creativiteit in onze brooddozen rijkt niet echt ver. Boterhammen met kaas of kippenwit. Eentje met choco. Rond sinterklaas een stukje speculoos. Met Pasen een paasei. Af en toe eens koude pasta met wat ongezonde worstjes die je altijd associeert met tv kijken. Daar stopt het zowat. De afgelopen maanden waren een feest. Ook vaak brood over de middag, dat wel. Maar het had niet in die muffe brooddoos gezeten én bovendien legde je er op waar je op dat moment zin in had. Maar nu moeten we dus weer naar school (hoera) met een muffe brooddoos (snif). Dus dacht ik: laat ik eens moeite doen om wat meer variatie in de lunch te brengen. Af en toe iets anders. Niet altijd brood met kaas of choco. Maar wat dan wel? Alvast niet de broodtrommeltjes die vanaf volgende week weer in alle magazines staan. Met de knallende tekst ‘klaar in een kwartiertje’ en in werkelijkheid sta je twee uur later nog steeds stervormige boterhammen uit te snijden die heel je keuken vol kruimels toveren. Of bouw je een half uur aan een of andere gezonde hamburger, die dan in geen enkele broodtrommel in dit huis past. Dat dus niet. Maar wat dan wel? Laat ik het eens aan jullie vragen. Wat geef jij jouw kinderen mee naar school? Of wat neem je zelf mee naar het werk? Iets dat echt op een kwartier tijd klaar is? Iets dat verrassend is en de sleur van de dag doorbreekt? Iets waarmee een pubermaag rijkelijk gevuld is? En nog gezond bovendien? Laat het mij weten! Ik ga al die originele en gemakkelijke ideeën verzamelen in een boekje. Zoals ik vorig jaar deed met jullie inspiratie voor op de camping of op vakantie. Toen maakte ik Juuls foodbook en dat is hier thuis een succes. Dat gaat elke vakantie mee en daar hebben we zoveel lekkere dingen uit kunnen maken. Juuls boek wordt ook regelmatig aangevuld. Echt heerlijk om te hebben. Nu wil ik dus ook zo’n lunchboekje. Eentje met voltreffers. Zonder kaas of chocoboterhammen. Help je het vullen? Ik ben benieuwd naar jouw inspiratie! En als ik alles verzameld heb, deel ik het weer met jullie. Deal? Volgende week heb ik een weekje verlof en trekken we er op uit. Niet naar Oostenrijk, zoals we van plan waren. We trekken naar plan B. In eigen land. Mr. Covid-19 en zijn 154.870.473.897 vrienden gooiden roet in het eten. De laatste 2 weken waren alweer een rollercoaster waarop we allemaal geleefd werden. Beslissingen werden genomen. Of toch weer niet. Voorstellen kwamen in de media en bleken dan toch weer niet zaligmakend. Veiligheidsraden kwamen samen en deden helemaal niets, of juist heel veel. Op den duur wist ik het allemaal niet meer. Zouden we naar Oostenrijk rijden? Even helemaal weg van alle Covid-19 heisa? Of konden we dat risico niet nemen? Rijden we naar een oranje zone of zijn we ineens een oranje zone? Is er überhaupt een risico? En wat betekent dat voor de achterblijvers, want niet iedereen van ons gezin reist mee? Het leek er op dat mijn hoofd ging ontploffen. Ik had te veel informatie, en bovendien had ik er geen flauw idee van of deze informatie de juiste was. Ik begon te twijfelen en begon te denken over een plan B. Het leek me veiliger, minder complex, om in eigen land te blijven. Ook al zitten we hier vaak als sardientjes in een blik en ga ik NIET in de file van de Ninglingspo wandelen. Dan liever alleen op 2800 m, met 2 Italianen en een Duitser die ik niet ken, starend naar een kruis en wat sneeuw. Maar toch. Twijfel is een onkruid en het groeide stevig door. Ik begon te zoeken naar wat mogelijk was in eigen land, liefst met wat groen en water. Manlief, daarentegen, zag het nog steeds helemaal zitten: Oostenrijk, weg van alles. Dwarsliggers houden de sporen samen, gelukkig maar, want even leek het er op dat onze sporen gingen ontsporen.
Maar na de veiligheidsraad van afgelopen maandag en alweer niet zo'n duidelijke communicatie over bubbels, afstand houden en winkelen, en geen woord meer over wat-met-het-buitenland-en-oranje-zones-en-quarantaine, hakten we de knoop door: we zouden in België blijven. We likten onze wonden en boekten campings langs water en in bossen. En ik weet het: we hebben niet te klagen. We trekken er op uit, we gaan er het beste van maken en alsnog genieten van leven bij de dag, een week lang. En toch ben ik aan het rouwen. Rouwen om wat niet komt. De rust en de wijdheid van mijn geliefde bergen. Die mis ik nu al. Rouwen om heel materiële dingen die ik ga missen: de netheid van het sanitair op een Oostenrijkse camping, Spätzle en Spezi in de winkelrekken. Maar ook, en waarschijnlijk vooral, rouwen om de onmacht om niet te kunnen doen waar je hart ligt. Rouwen om de autonomie die we niet hebben om beslissingen te nemen die ons de juiste lijken. Rouwen om de manier waarop je beslissingen moet nemen: met onjuiste, onvolledige en contradictorische informatie. Dat alles maakt me verdrietig en blijft in mijn achterhoofd zeuren, ook al weet ik rationeel dat deze keuze mij minder kopzorgen gaat geven de komende week. En ik weet ook dat je plezier zelf maakt, dat het aan ons ligt of we er een leuke week van zullen maken. En toch. Het zal anders zijn dan anders, net zoals alles dit jaar anders is. Dus dacht ik: ik schrijf het van me af. En luister met gulzige nieuwsgierigheid naar jouw verhaal. Waar ga jij vakantie nemen? En wat maakte dat je daarvoor koos? Vooral dat laatste, daar ben ik mateloos in geïnteresseerd. Maar in elk geval, wat het ook is: maak er het beste van. En vergeet niet te genieten en te ontspannen. Op welke manier ook. Prettige vakantie! Het einde-schooljaar-ritueel doet me elk jaar opnieuw in mijn pen kruipen. Maar wat een raar jaar is dit! Zoals wel meer dingen de afgelopen weken niet liepen zoals we het gewoon zijn, zo ging dat ook met dit einde schooljaar.
De voorgaande jaren pende mijn verzuchtingen over het waarderingssysteem van kinderen en jongeren al eens neer. En ik liet jullie al weten hoe hard ik kan genieten van het laatste-examen-gevoel. Maar dit jaar, dit jaar is het anders. Dochterlief en jongste zoon, beide nog middelbare scholieren, hadden geen examens en hun schooljaar liep af met een zucht. Stress over online lessen, stress over begrijpen in plaats van kennen of kunnen verving de klassieke examenstress. Een bondig online oudercontact liet hen door naar het volgende jaar. Geen ontlading, geen yes! Vandaag is weer een dag die heel erg lijkt op alle dagen uit de voorbije maanden: een thuisdag. Vooral rond hangen, met weinig hoogtes en laagtes. Voor de twee oudste zonen, die in het hoger onderwijs zitten, zit de spanning er nog even in. Hoe hun examens liepen, kunnen ze - nog moeilijker dan anders - niet goed inschatten. Geen idee wat er vandaag of morgen online - waar anders - verschijnt. Dat is een beetje spannend, maar toch ook weer anders. In elk geval begint, na die resultaten, dan toch eindelijk de vakantie. Die ook wel anders zal zijn dan anders. Wat niet wegneemt dat ik ontzettend verlang naar dat einde-schooljaar gevoel. Naar dat 'eindelijk!' en de riemen los. Naar echte ontspanning. Uitzwermen en verkennen. Dat gevoel, weet je wel? Toen ik eerder deze week zelfs nauwelijks foto's van kleuteroorkondes of galabals zag verschijnen op Facebook of Instagram en zelfs dat miste - tot mijn eigen grote verbazing - besefte ik dat ik dit jaar meer dan ooit zelf voor dat vakantiegevoel zal moeten zorgen. Dus vatte ik de koe bij de horens en deed het volgende:
Covid-19 had er bijna anders over beslist. Of wie weet, doet het dat alsnog, want niets van wat we plannen of doen is heel erg zeker in deze tijden. Maar, als het God belieft, hoor ik mijn grootmoeder nog zeggen, trekken we binnen afzienbare tijd naar Längenfeld. 'En wil je daarmee de discussie opentrekken over wel of niet op vakantie vertrekken deze zomer?' hoor ik u denken. Nee, verre van. 'Is daar dan iets anders bijzonders over te vermelden, zie ik u de wenkbrauwen fronsen? Doen we een reisblog vandaag?' Nee, dat is het ook niet. Längenfeld is een middelgroot dorp in de Oostenrijkse alpen. Leuk, charmant, maar zo zijn er wel meer. Maar toch wil ik je er even mee naartoe nemen, want 3 jaar geleden vierden we daar ook vakantie en Längenfeld, en bij uitbreiding het Otztal, werden het decor voor mijn tweede roman, Lawine. Daarom neem ik je mee achter de schermen van het dorp. En van het boek. Om je een inkijk te geven in hoe ik een verhaal vorm geef. Want of je Lawine nu al las, of nog wil lezen, het is wel leuk om te weten waar de ideeën over Margaret, Peter en Leonie, Valentina en al die anderen rijpten. Verhalen, die zitten er genoeg in mijn hoofd. Personages, gebeurtenissen, plotwendingen, ... die hebben daar hun plaatsje opgeëist en blijven daar rustig rijpen. Sommige wat langer, andere zijn heel snel klaar. Maar pas wanneer ik gebouwen, dorpen, steden en bergen toegevoegd heb, worden al die losse flarden een verhaal. Plots krijgt het geheel een sfeer. Margaret, het hoofdpersonage van Lawine, werd een mens van vlees en bloed op het moment dat ik me haar naaiwinkeltje levendig voor de geest kon halen. Dag na dag kreeg iedereen zijn plekje in het dorp waardoor het verhaal uitstraling en karakter kreeg. Geen spanning zonder omgeving, denk ik dan. 'Ga ik dan, na het lezen van Lawine, mijn weg vinden in Längenfeld?' Nee, dat betwijfel ik. Tijdens het schrijven, in de maanden na die vakantie, hertekende ik het dorp (letterlijk!) in mijn hoofd. Ik gebruik foto's die we daar zelf trokken om heel realistisch te kunnen zijn. Plekjes als de Pestkapel, met haar prachtig roze pleisterwerk en de hangbrug die ik elke morgen zag van aan mijn ontbijttafel werden decors van het verhaal. Maar hoe verder in het schrijven, hoe meer ik Längenfeld door de spiegels van een spiegelpaleis zag. Ken je die? Het hele dorp vervormde wat: sommige straten werden wat langer, een restaurant dat er echt staat werd een gezellige Stube, naast het gele pension dat zichzelf bleef, met om de hoek een naaiwinkeltje dat er nooit geweest is. Sommige plekken werden heel wat groter, zoals het dorpspleintje, tot het een dorpje werd dat ergens wel bestaat, maar ergens ook gebouwd is op mijn eigen prettig gestoorde fantasie.
Lawine is dus zeker geen reisgids voor Längenfeld, maar de sfeer die er hangt, die ga je heus wel oppikken! Dus, mocht je ooit door het Otztal rijden, vertraag dan wat in Längenfeld en geef je ogen de kost. Kom je er nooit, maar ga je straks wel Lawine lezen? Maak er dan vooral je eigen dorp van en geniet van het verhaal. Vorige week deed mijn dochter een overkopje met haar fiets. Haastige spoed is zelden goed en al helemaal niet wanneer je je sporttas aan je stuur hangt. Dan dreigen de dingen al eens in het honderd te lopen, zoals wanneer die sporttas jouw voorwiel wil omhelzen.
Alhoewel ze alleen vertrokken was op school, werd ze onmiddellijk geholpen na haar val. Twee jongens hielpen haar van straat – nu ja, letterlijk dan – en een lieve dame die toevallig voorbijreed, stopte en bleef bij haar tot we haar kwamen halen. Meer dan genoeg om me al de hele week in mijn overtuiging te sterken dat het waar is wat Rutger Bregman schrijft in De meeste mensen deugen. Van nature doen wij het goede en schieten we te hulp. Check. Iets minder goed ging het met de dochter zelf. Linkerarm, rechterarm, nek, heup. Alles deed pijn. Voor de zekerheid trokken we toch maar richting spoed, vooral omdat ze, nu ze de meest evidente pijntje kon plaatsen, begon te klagen over een wazig zicht. Op de spoedafdeling wachtten we geduldig onze beurt af, wegens niet levensbedreigend en vooral wegens: ze was niet de enige die lomp geweest was die dag. Aangezien dochterlief veertien, bijna vijftien, is, droeg ze uiteraard geen fietshelm. Ik schrijf uiteraard en dat doet misschien uw wenkbrauwen fronsen. Tenzij je zelf een veertienjarige dochter in huis hebt. Dan begrijp je dat fietshelmen niet matchen met de rest van de outfit, of met het kapsel, of met beide. Ik schreef er lang geleden een blog over, toen ik nog vurig overtuigd was dat genoeg alertheid creëren voldoende zou zijn om van mijn fietsende kinderen fietshelm-fietsende kinderen te maken. Maar die hoop gaf ik op en sindsdien kan ik alleen maar hopen dat ze niets voorhebben, of dat, wanneer ze eens iets voorhebben, de lessen en het inzicht daarna vanzelf komen. Die avond op spoed verhoogde het niet dragen van haar fietshelm de urgentie van haar geval en zonder veel verdere wachttijd werd ze van hoofd tot nek gescand. Gelukkig viel het verdict mee: een lichte hersenschudding en verder alleen kneuzingen. Een paar dagen rust en veel moederliefde zouden haar er weer bovenop helpen. Begin deze week vertelde ik op het werk over mijn bewogen vrijdagavond. Mijn collega Kris, die twee dochters heeft van de heerlijke leeftijd van 7 en 5, zei vol overtuiging: “Volgens mij gaat de generatie van mijn kinderen de eerste worden die helm en fluohesje gaan dragen. Spontaan.” Even kwam ik in de verleiding om hem in het ongewisse te laten, maar dat kon ik hem niet aandoen. Helaas, beste Kris, toen mijn kinderen 7 waren, waren zij ook de trotse bezitters van een coole helm en trokken ze spontaan het fluohesje aan. Jaren lang, de hele lagere school door. Geen gemor, niets. Het dragen van die attributen was een evidentie. Maar dan, plotseling, ergens tussen 12 en 14 is het gedaan. We fietsen naar de middelbare school, over gevaarlijkere wegen en tussen het drukkere verkeer. En net nu die helm en dat fluohesje echt nuttig beginnen zijn, laten ze het ‘per ongeluk’ aan de voordeur achter. Niemand doet het, zeggen ze. Het is niet cool. Begrijpen wie begrijpen kan. Wie is dan die ene kerel die besliste dat de helm niet cool is? En wie is het meisje dat zoveel invloed heeft dat een week later alle fluohesjes uit het verkeer verdwijnen? Geen idee. Maar dat is hoe de zaken gaan, bij elke overgang van lagere school naar middelbare school. 4 keer onderging ik dat en 4 keer speelde hetzelfde fenomeen. Ondertussen zit de dochter weer op haar fiets. Zonder helm. Blijkbaar was het a-ha effect waar ik zo op hoopte niet groot genoeg, moet ze eerst toch wat harder vallen. Maar ik moet eerlijk zijn. Ook ik vertrok maandag met de fiets. Zonder helm. In de gang van de spoedafdeling, toen we maar niet aan de beurt kwamen, nam ik me heilig voor om vanaf nu het goede voorbeeld te geven. Zonder pardon. Maar ik voelde de koude wind door mijn haar blazen toen ik al drie straten ver was en toen terugkeren zou betekenen een latere trein nemen. Dus vraag ik me af: hoe komt dat toch dat we nog altijd massaal die helm thuis laten? Wat maakt dat we dat niet belangrijk genoeg vinden? Ik draag nochtans altijd mijn autogordel. En steek over op het zebrapad als dat er is. Dat zijn toch ook veiligheidsreflexen die ingeburgerd geraakt zijn? Waarom die helm dan niet? Moeten we echt wachten tot dat bij wet verplicht wordt, zoals de gordel? In dat geval gaan we nog een beetje geduld moeten hebben. Want om wetten te maken, heb je een regering nodig. En dat, is zo mogelijk nog minder haalbaar dan iedereen aan de helm krijgen! Gisteren spoorde ik van het werk naar huis. Tussen Brussel en Leuven ging dit aan een slakkentempo. Er was een probleem bij Het Spoor. Echt. Tegenover me zat een nette dame, haar haar onberispelijk in de plooi. Ze had duidelijk niet tegen de wind in moeten fietsen of moeten rennen van haar werk naar het perron zoals wij. Ze droeg een blinkende, zwarte donsjas en een spijkerbroek met zilveren kettinkjes langs de naad. Het type broek waar je dus niet jeansbroek, maar spijkerbroek tegen zegt. Naast me zat haar man. Man en vrouw, beide van middelbare leeftijd, waren duidelijk geen reguliere forenzen. Dat maakte ik op uit het gesprek dat ze voerden.
“Ge zijt hier ni graag hè?” fluisterde de vrouw net luid genoeg tegen haar man zodat iedereen die geen oortjes in had het kon horen. Waarna ze parmantig en een tikje hautain de medemens in de volle wagon aankeek. Ondertussen bewogen we langzaam verder, richting Leuven en sjokten we door het station van Erps-Kwerps. “Oh,” zei de dame verbaasd, “hebben ze hier ook een station?” Mijn tenen gingen krullen in mijn schoenen. Hoe is het mogelijk dat anno 2020 mensen het nog steeds grappig vinden dat Erps-Kwerps echt bestaat? We hebben landkaarten, stafkaarten en zelfs een GPS waarop je het dorp toch duidelijk kan terugvinden. Het is knus ingesloten door Brussel en Leuven, twee plaatsen die je toch wel terugvindt op de gemiddelde kaart van België? Je kan niet ontkennen dat het geheel redelijk centraal op deze kaarten ligt. Ik ben geboren en getogen in Erps-Kwerps. Nu ja, geboren niet echt, maar ik heb er wel meer dan 20 jaar gewoond. Toen ik kind was overkwam het me regelmatig dat mensen in de lach schoten wanneer ze hoorden dat je van Erps-Kwerps kwam. Maar toen droegen mensen vrijwillig fluo kleren en jassen van Millet, waarin je een sumoworstelaar leek. Toen beperkte je wereld zich tot je eigen kerktoren en de nabijgelegen provinciestad. Je moet het ze vergeven, de lolbroeken van toen. Maar vandaag? Wat me dan nog het meest verbaasde, was dat de dame in kwestie het grappig vond dat er een station is in Erps-Kwerps. Wat had ze gedacht? Dat je hier alleen met de bezemsteel of via de teletijdmachine geraakt? We hebben wel meer dan alleen een station in Erps-Kwerps. We hebben een voetbalclub en een jeugdbeweging. We hebben zelfs 2 kerken en 2 scholen. Bovendien hebben we het Rattenkasteel, dat het schopte tot decor én titel van een van de eerste Nerostrips! Heeft u dat? Ik denk het niet. En een festival, dat was ik bijna vergeten! We hebben ook een festival, al jaren! We hebben wegen en spoorlijnen die ons in afzienbare tijd in Brussel, Leuven en zelfs Mechelen – waar de dame in kwestie op de trein stapte – brengen. We hebben een luchthaven op fietsafstand en een fiets-o-strade. Die je zelfs kan zien vanuit de trein, maar ik had geen zin om de dame daarop te wijzen. En ondanks die centrale ligging, heeft Erps-Kwerps ook nog groene ruimte en lucht. We hebben zelfs een natuurreservaat, het Silsombos. Dus ja, mevrouw, ook een station. De rest van de rit zweeg de dame. Veltem-Beisem, Herent, het deed haar allemaal niets. Toen we aankwamen in Leuven moesten we van de trein. De dame en haar man duidelijk opgelucht dat ze hun tijdelijke status van treinreiziger achter zich konden laten. Ik opgelucht dat ik de dame en ons kort, gezamenlijk momentje in Erps-Kwerps achter me kon laten. Ik spoorde verder naar Tienen. Ik zie de mondhoeken van sommige van u alweer omhoog krullen. Tienen. Maar dat is voor een volgende keer. Ik stond vanmorgen op met een stijve, pijnlijke achillespees. Ik zou je nu een verhaal op de mouw kunnen spelden over mijn heroïsche pogingen om volgende maand een marathon te lopen, of ik zou je kunnen meenemen in een blog vol bloed, zweet en tranen over de bootcamp die ik startte. Maar niets van dat alles is waar.
Voor het eerst in mijn leven heb ik mezelf een blessure geslapen. Geen idee hoe. Want loopschoenen zag ik al weken niet meer van dichtbij. Wandelschoenen nauwelijks. Het is zo erg gesteld met mijn sportieve inzet dat ik mezelf een mentaal schouderklopje geef wanneer ik te voet naar de winkel ga (1 straat verderop) en dat ik "heb bewogen" afvink, wanneer ik een brief ben gaan posten (zelfde straat). Ik zou mezelf nu kunnen verschuilen achter tonnen excuses, want ja, het is druk op het werk - en daar ben ik erg blij om. Dus wanneer ik 's avonds klaar ben, bla bla bla... Je kent dat wel, je bedienen van uitvluchten die er geen zijn. Ik zou ook kunnen zeggen dat mijn tweede job, die van taxi-, kook- en regelmama de rest van mijn tijd in beslag neemt. Wat ook zo is, maar weerom: het is een excuus dat nog het meeste wegheeft van slappe doorkijkthee. Walgelijk dus. En ergens weet ik ook wel dat ik er gebaat bij zou zijn, mocht ik weer wat meer bewegen. Ik graaf in mijn geheugen naar hoe het voelt om regelmatig te bewegen en buiten te zijn. En ja, dat bracht me wel wat op. Ik scrol ook door het frisse aanbod Pilateslessen, Tai Chi en Yoga die nu zelfs in mijn achtertuin te volgen zijn, maar geraak niet verder dan concluderen dat de proefles al lang voorbij is of dat de uren niet passen in mijn taxi-agenda. Er is duidelijk iets mis met mijn motivatie. Ik voel veeleer de neiging om me te verdiepen in trends als Hygge en bloemen borduren, dan om me in te schrijven voor een bootcamp of een loopschema te printen. Daarom, misschien eerder voor mezelf dan voor jou, nog eens op een rijtje wat me aan het bewegen krijgt:
Deze blog krijgt nog een staartje, beloofd. En dan lezen jullie welke tips me opnieuw in beweging gekregen hebben. Of net niet! Ik neem je even mee naar het begin van deze week. Ik was 2 dagen offline, met mijn collega's - en dat mag je heel letterlijk nemen - omdat we met iLean een hele nieuwe richting inslaan.
We werkten twee dagen aan een nieuw bedrijf. Zo boeiend! Toen ik na twee dagen thuiskwam, zag ik twee boze zonen. Ze mogen niet meer zwemmen met de badmuts van hun oude club. Sinds september zwemmen ze in een fusieclub, dat moet je ook weten voor je verder leest. Waarom vertel ik u beiden? Omdat het over hetzelfde gaat. Op tweedaagse met mijn collega's werkten we keihard aan iLean. Wat doen wij? We helpen organisaties om gezond te worden of zijn. Dat doen we door coaching en training en zo werken we aan geëngageerde medewerkers, effectieve teams en wendbare organisatiestructuren. Overal ten lande. Ik schrijf dat hier in twee zinnen neer, maar dit impliceert heel wat. Tijdens onze tweedaagse afzondering betekende dit naast het vooruit kijken en bouwen aan iets nieuws, vooral ook afscheid nemen en rouwen om wat niet meer is. Sommige collega's verlaten het schip, andere gaan we veel minder vaak zien en op termijn gaan we misschien heel andere dingen doen. Ondanks de vaste overtuiging dat dit de enige juiste richting is en dat we zo allemaal in onze kracht staan, doet dat soms ook pijn. Het was een hele fijne, intense tweedaagse, maar niet elk moment was even vrolijk. We leerden daar - van elkaar - dat rouw nodig is om het nieuwe te kunnen omarmen. Dat het ok is om te wankelen op je grondvesten en thuis een wrange nasmaak te voelen. Nieuw is spannend en niet altijd comfortabel. Er komt een nieuwe naam, of namen voor iLean. Die kennen we nog niet, maar wat we wel al zeker weten, is dat er achter die nieuwe naam "powered by iLean" komt. Omdat dat is wat ons hier gebracht heeft. Terug naar de badmuts. Vanaf deze week mogen ze dus niet meer zwemmen met de badmuts waar hun oude clubnaam opstaat. Ook T-shirts, truien en andere verwijzingen naar de oude clubs mogen niet meer. En dus komen de zwemmers in opstand. De vraag om hun badmuts niet meer te dragen, voelt voor hen als de vraag om hun oude ik achter te laten. Om hun identiteit thuis te laten en hun nieuwe ik mee te brengen. Het probleem? Die nieuwe ik is er nog niet. Er is nog geen nieuwe "wij". Ik vind dit een jammere beslissing. Ik sta helemaal achter de fusie en vind het zelf belangrijk dat ze één nieuwe, toffe club worden. Maar dat doe je niet door ze verplicht een nieuwe badmuts en een nieuwe T-shirt te laten dragen. Dat doe je door te zorgen dat ze samen trainen, samen wedstrijd zwemmen, samen sport beleven. Dat doe je door ze toe te laten het goede uit hun oude club mee te brengen. En door hen toe te laten te rouwen om wat niet meer is. Ik merk angst voor het vasthouden aan de oude clubs, terwijl afscheid nemen van het oude niet betekent dat ze krampachtig zullen blijven vasthouden aan wat voorbij is. Maar het betekent wel dat je hen de ruimte moet laten om te integreren wie ze altijd al geweest zijn, wat ze tot hiertoe uitdroegen, in hun nieuwe omgeving. En als een badmuts daarbij kan helpen, laat hen die dan dragen. En wanneer ze binnen een dag, een week, enkele maanden, spontaan hun nieuwe clubbadmuts opzetten, dan weet je dat je geslaagd bent. Dan zijn ze klaar om voluit voor het nieuwe te gaan, met alle goeds dat ze meegebracht hebben uit hun oude club. Powered by iLean als het ware. Tenslotte is de quote waar deze blog mee begint een waarheid als een koe. |
Kirsten De ConinckDuizendpoot. Moeder van 4. Creatief. Visualisator. Natuurmens. Tekenaar. Stiltezoeker. Genieten. Verteller. schrijverDag lezer die graag leest. Las je mijn romans al? Archieven
January 2024
Categorieën
All
|
Vind me terug. |
|